Zonne-energie behoeft een genuanceerde discussie, betogen Solarfields, GroenLeven, en TPSolar; drie Nederlandse ontwikkelaars van zonneparken. Door het streven naar 50 procent lokaal eigenaarschap verplicht te stellen, stokt de groei van duurzame energie.
Nederland staat voor een grote uitdaging. Met 8,7 procent duurzame energie zijn wij één van de slechtste jongetjes van de Europese klas en moeten we duurzame energierechten elders kopen om onze doelstellingen te kunnen behalen. Gelukkig staan we met het in 2019 gesloten Klimaatakkoord en de eerste uitwerkingen van de Regionale Energie Strategieën (RES) in de startblokken om daar verandering in te brengen. Dat betekent meer zonne- en windenergie in het landschap. Maar zoals ook recentelijk door het PBL gemeld, is het onzeker of alle doelstellingen met de RES’sen behaald worden.
Zonneparken op Landbouwgrond
Een heet hangijzer is de inzet van landbouwgrond voor de energietransitie. Diverse provincies verbieden zonneparken op landbouwgrond en in media wordt over dit onderwerp ferme taal gesproken, die op geen enkele wijze recht aan de toegevoegde waarde van zon op land.
Nederland bestaat voor twee derde uit landbouwgrond, is de op één na grootste landbouwexporteur van de wereld en meer dan de helft van de Nederlandse agrariërs heeft geen opvolger klaar staan.
Het is daarom logisch dat er ook naar dergelijke oppervlakken wordt gekeken voor de inzet van duurzame energie. Tegelijkertijd willen we hoogwaardige landbouwgrond zoveel mogelijk gebruiken voor de landbouw. De ‘gedragscode zon op land’ die door de zonne-energiesector is getekend, onderschrijft dat ook. Wat ons betreft worden alle incourante en vervuilde gronden gebruikt voor zonneparken. Het gebruik van landbouwgrond is door de zonneladder te minimaliseren. Tevens kan dat ook met allerhande innovatieve oplossingen met dubbelgebruik, zoals zonnepanelen boven diverse typen fruit, solar carports, vervuilde gronden, vloeivelden en natuurlijk daken. Wij zijn van mening dat het goed is om daken vol te leggen met panelen, maar we moeten ook eerlijk zijn: daarmee gaan we (helaas) de gestelde opgave niet halen. Het streven in het Klimaatakkoord naar 50 procent lokaal eigenaarschap van een duurzame energiebron wordt door de zonne-energiesector breed gedragen. Maar door dit streven verplicht te stellen, stokt de groei van duurzame energie. In de praktijk gaat het namelijk vaak anders. Zo is er in de regio soms onvoldoende financiële slagkracht om daadwerkelijk eigenaar te worden van deze bronnen of is er juist helemaal geen behoefte aan dit eigenaarschap. De stelling dat alleen een financiële afwikkeling zorgt voor draagvlak, is te kort door de bocht. Wij ervaren in onze dagelijkse praktijk dat draagvlak creëren om veel meer gaat: goede communicatie, inspraak, overleg over landschappelijke inpassing, stimuleren van biodiversiteit en ecologie, creëren van lokale werkgelegenheid: dat is waar wij voor willen staan en waar wij ons aan committeren. Niet voor niets is er voor gekozen om juist vanuit de regio met plannen voor duurzame energie te komen. Zeggen provincies straks echt ‘nee’ tegen een zonnepark op oxiderende veengrond of andere incourante gronden, terwijl dat kan rekenen op veel lokaal draagvlak, waar de omgeving van profiteert middels een omgevingsfonds, maar waarbij omwonenden geen eigenaar willen of kunnen worden? Wij kunnen ons dat niet voorstellen.